Spelregels

ITTF augustus 2014
Uitgave NTTB september 2014
(ingangsdatum 1 september 2014)
1
INHOUDSOPGAVE
Hoofdstuk 1. Toepassing in Nederland
Hoofdstuk 2. Tafeltennisspelregels
2.1 De tafel
2.2 De netcombinatie
2.3 De bal
2.4 Het bat
2.5 Definities
2.6 De service
2.7 De terugslag
2.8 De speelvolgorde
2.9 Een let
2.10 Een punt
2.11 Een game
2.12 Een wedstrijd
2.13 De volgorde van serveren, ontvangen en tafelhelft
2.14 Verkeerde volgorde van serveren, ontvangen en tafelhelft
2.15 De tijdregel
Hoofdstuk 3. Reglementen voor internationale wedstrijden
3.1 Strekking van spelregels en reglementen
3.1.1 Soorten wedstrijden
3.1.2 Toepassing
3.2 Uitrusting en speelcondities
3.2.1 Goedgekeurde en toegestane spelbenodigdheden
3.2.2 Speelkleding
3.2.3 Speelcondities
3.2.4 Batcontrole
3.2.5 Reclames
3.3 Wedstrijdofficials
3.3.1 Hoofdscheidsrechter
3.3.2 Scheidsrechter, assistentscheidsrechter en slagenteller
3.3.3 Protesten
3.4 Wedstrijdleiding
3.4.1 Het aangeven van de stand
3.4.2 Uitrusting
3.4.3 Inspelen
3.4.4 Pauzes
3.5 Discipline
3.5.1 Advies aan spelers (coaching)
3.5.2 Wangedrag
3.5.3 Een goede presentatie
2
Hoofdstuk 1 TOEPASSING IN NEDERLAND
Conform de aanbevelingen van de ITTF heeft het Hoofdbestuur op voorstel van de Directeur
Tafeltennis het volgende besloten:
1. Hoofdstuk 2 is voor de Nederlandse competitiewedstrijden, toernooien en andere wedstrijden
van toepassing.
2. Uit hoofdstuk 3 zijn voor de Nederlandse competitiewedstrijden, toernooien en andere wed
strijden van toepassing de artikelen 3.2, 3.3, 3.4 en 3.5 met uitzondering van de doorge-
streepte teksten met inachtneming van:
a. Waarna een (sub)artikelnummer een “A” staat, geldt dit (sub)artikel voor alle Nederland-
se competitiewedstrijden, toernooien en andere wedstrijden;
b. Waarna een (sub)artikelnummer een “B” staat, geldt dit (sub)artikel alleen voor competi
tiewedstrijden in alle landelijke klassen senioren en jeugd;
c. Waar na een (sub)artikelnummer een “C” staat, geldt dit (sub)artikel alleen voor de zoge
naamde I, Nen Oevenementen, zoals omschreven in artikel 2 van het Reglement
Toernooien en Wedstrijden;
d. Waarna een (sub)artikelnummer een “D” staat, geldt dit (sub)artikel alleen voor de zoge
naamde OAevenementen, zoals omschreven in artikel 2 van het Reglement Toernooien
en Wedstrijden;
e. Waarna een (sub)artikelnummer een “E” staat, geldt dit (sub)artikel voor wedstrijden,
welke worden geleid door bondsscheidsrechters.
f. Waar na een (sub)artikelnummer een “BC” staat, geldt dit (sub)artikel voor de groepen
zoals hierboven vermeld onder b en c omschreven;
g. Waar na een (sub)artikelnummer een “CD” staat geldt dit (sub)artikel voor de groepen
zoals hierboven vermeld onder c en d omschreven;
h. Waar na een (sub)artikelnummer een * staat wordt verwezen naar het competitieregle-
ment. De betreffende (sub)artikelen in het competitiereglement zijn dan van toepassing.
i. Indien voor een evenement geen hoofdscheidsrechter is aangewezen wordt hier de ver-
antwoordelijke bondsfunctionaris bedoeld. Voor competitiewedstrijden is dit de verant-
woordelijke competitieleider zoals genoemd in artikel 15 van het Competitiereglement.
Voor andere evenementen is dit de bondsvertegenwoordiger, zoals genoemd in artikel 11
van het Reglement Toernooien en Wedstrijden.
3
Hoofdstuk 2 TAFELTENNISSPELREGELS
2.1 De tafel
2.1.1 Het oppervlak van de bovenkant van de tafel, genaamd het “speelvlak”, moet
rechthoekig zijn, 274 cm lang en 152,5 cm breed en moet in een horizontaal vlak
76 cm boven de vloer liggen.
2.1.2 Het speelvlak omvat niet de zijkanten van het tafelblad.
2.1.3 Het speelvlak mag van elk materiaal zijn en moet een gelijkmatig stuitvermogen
hebben van ongeveer 23 cm, wanneer een standaardbal wordt losgelaten vanaf
een hoogte van 30 cm.
2.1.4 Het speelvlak moet gelijkmatig donker en mat gekleurd zijn, met een 2 cm brede
witte zijlijn langs beide 274 cm lange randen en een 2 cm brede witte eindlijn
langs beide 152,5 cm lange randen.
2.1.5 Het speelvlak wordt verdeeld in 2 gelijke “vlakken” door een verticaal net, dat
evenwijdig loopt met de eindlijnen en doorlopend moet zijn over de gehele
breedte tussen beide vlakken.
2.1.6 Voor dubbelspelen moet elk vlak verdeeld zijn in 2 gelijke halve vlakken door een
3 mm brede witte middellijn, die evenwijdig loopt met de zijlijnen; de middellijn
moet beschouwd worden als deel van beide rechter halve vlakken.
2.2 De netcombinatie
2.2.1 De netcombinatie bestaat uit het net, de bevestiging daarvan en de netposten,
inclusief de klemmen waarmee de netposten aan de tafel zijn vastgemaakt.
2.2.2 Het net wordt gespannen door een koord, dat aan beide einden aan een vertica-
le netpost van 15,25 cm hoog is bevestigd. De buitenzijden van de netposten zijn
15,25 cm van de zijlijnen verwijderd.
2.2.3 De bovenkant van het net moet zich over de gehele lengte 15,25 cm boven het
speelvlak bevinden.
2.2.4 De onderkant van het net moet over de gehele lengte zo dicht mogelijk langs het
speelvlak lopen en de einden van het net moeten zo dicht mogelijk aansluiten op
de netposten.
2.3 De bal
2.3.1 De bal moet zuiver rond zijn met een diameter van 40 mm.
2.3.2 Het gewicht van de bal moet 2,7 gram zijn.
2.3.3 De bal moet van celluloid of een gelijksoortige kunststof zijn en moet wit of
oranje gekleurd en mat zijn.
2.4 Het bat
2.4.1 Het bat mag van elke afmeting, vorm en gewicht zijn, maar het frame moet vlak
en onbuigzaam zijn.
2.4.2 Tenminste 85% van de dikte van het frame moet uit natuurlijk hout bestaan; een
kleefstoflaag in het frame mag versterkt zijn met vezelmateriaal zoals carbonve-
zel, glasvezel of geperst papier maar mag niet dikker zijn dan 7,5% van de totale
bladdikte tot een maximum van 0,35 mm.
2.4.3 De bedekking van een zijde van het frame, die gebruikt wordt om de bal te
slaan, moet zijn:
gewoon nopjesrubber (nopjes naar buiten) met een totale dikte, met inbegrip
van het plakmiddel, van maximaal 2.0 mm of
sandwichrubber (nopjes naar buiten of naar binnen) met een totale dikte, met
inbegrip van het plakmiddel, van maximaal 4.0 mm.
2.4.3.1 Gewoon nopjesrubber is een enkele laag nietcellulair rubber, natuurlijk of syn
thetisch, met nopjes gelijkmatig verdeeld over het oppervlak met een dichtheid
van niet minder dan 10 en niet meer dan 30 nopjes per cm
2
.
2.4.3.2 “Sandwichrubber” is een enkele laag cellulair rubber, bedekt met een enkele
buitenlaag gewoon nopjesrubber, waarbij de dikte van het nopjesrubber maxi-
maal 2.0 mm mag zijn.
4
2.4.4 Het materiaal waarmee een zijde van het frame wordt beplakt, dient deze zijde
geheel te bedekken, maar mag er niet buiten steken. Alleen de plaats vlak bij het
handvat die normaal door de vingers van de bathand kan worden vastgehouden,
mag onbedekt blijven of bedekt worden met ieder ander materiaal.
2.4.5 Het frame, iedere laag van het frame en iedere bedekkingof kleefstoflaag aan
een zijde, die gebruikt wordt om de bal te slaan, dient ononderbroken en van ge-
lijke dikte te zijn.
2.4.6 De oppervlakte van beide zijden van het frame, al dan niet bekleed met bedek-
kingmateriaal, moet mat zijn; helder rood aan één zijde en zwart aan de andere
zijde.
2.4.7 De bedekking van het bat dient te worden gebruikt zonder enige fysische, che
mische of andersoortige behandeling.
2.4.7.1 Geringe afwijkingen in de gelijkmatigheid van de kleur en van de volledigheid
van de bedekking, die ontstaan zijn door verschieten respectievelijk slijtage of
door een toevallige beschadiging, kunnen buiten beschouwing blijven, mits daar-
door de eigenschappen van het oppervlak niet wezenlijk worden veranderd.
2.4.8 Aan het begin van een wedstrijd en iedere keer als hij tijdens een wedstrijd van
bat wisselt, dient een speler zijn tegenstander en de scheidsrechter het bat dat
hij gaat gebruiken te tonen en hen toe te staan het te onderzoeken. (Aanvulling:
een en ander onverlet het bepaalde in 3.4.2.2 en 3.5.2.5).
2.5 Definities
2.5.1 Een “rally” is de periode waarin de bal in het spel is.
2.5.2 De bal is “in het spel” vanaf het laatste moment dat deze bij het serveren bewe
gingloos op de palm van de vrije hand ligt, met de bedoeling deze op te gooien,
totdat de rally wordt beslist door een let of een punt.
2.5.3 Een “let” is een rallybeëindiging zonder dat er wordt gescoord.
2.5.4 Een “punt” is een rallybeëindiging doordat er wordt gescoord.
2.5.5 De “bathand” is de hand die het bat vasthoudt.
2.5.6 De “vrije hand” is de hand die het bat niet vasthoudt; de vrije arm is de arm van
de vrije hand.
2.5.7 Een speler “slaat” de bal als hij de bal raakt met zijn bat, door zijn hand vastge-
houden, of met zijn bathand beneden de pols.
2.5.8 Een speler “blokkeert” de bal als hij, of iets dat hij draagt of vasthoudt, de bal
raakt tijdens het spel als deze zich boven of onderweg naar het speelvlak be-
vindt, waarbij de bal zijn vlak niet heeft geraakt sinds deze het laatst door zijn te-
genstander is geslagen.
2.5.9 De “serveerder” is de speler die in een rally het eerst de bal moet slaan.
2.5.10 De “ontvanger” is de speler die in een rally als tweede de bal moet slaan.
2.5.11 De “scheidsrechter” is de persoon die is aangesteld om een wedstrijd te leiden.
2.5.12 De “assistentscheidsrechter” is de persoon die is aangesteld om de scheids-
rechter te assisteren bij bepaalde beslissingen.
2.5.13 Onder iets dat een speler “draagt of vasthoudt”, wordt verstaan alles dat hij
draagt of vasthoudt, anders dan de bal, bij het begin vaneen rally.
2.5.14 De “eindlijn” moet worden beschouwd als zijnde onbegrensd verlengd in beide
richtingen.
2.6 De service
2.6.1 De service begint op het moment, dat de bal vrij op de open palm ligt van de
onbeweeglijk gehouden vrije hand van de serveerder.
2.6.2 De serveerder moet vervolgens de bal nagenoeg loodrecht opgooien, zonder er
effect aan te geven, zodanig dat deze minstens 16 cm omhoog komt nadat deze
de palm van de vrije hand heeft verlaten en vervolgens daalt zonder iets te raken
voordat deze wordt geslagen.
2.6.3 Als de bal dalend is moet de serveerder zodanig slaan, dat de bal eerst het
eigen speelvlak raakt en daarna rechtstreeks het speelvlak van de ontvanger
raakt; bij dubbelspelen dient de bal achtereenvolgens de rechter speelvlakken
5
van de serveerder en de ontvanger te raken.
2.6.4 Vanaf het begin van de service totdat de bal wordt geslagen, dient de bal zich
boven de hoogte van het speelvlak en achter de eindlijn van de serveerder te
bevinden en mag voor de ontvanger niet worden verborgen door de serveerder
of de dubbelpartner of door iets dat ze dragen of vasthouden.
2.6.5 Zodra de bal is opgegooid, dienen de vrije arm en hand van de serveerder te
worden weggehaald uit de ruimte tussen de bal en het net.
De ruimte tussen de bal en het net wordt bepaald door de bal, het net en het verlengde van het net
naar boven.
2.6.6 Het is de verantwoordelijkheid van de serveerder om zodanig te serveren dat de
scheidsrechter of de assistent-scheidsrechter ervan overtuigd is dat de service
volgens de regels wordt uitgevoerd en beiden mogen beslissen dat een service
incorrect is.
2.6.6.1 Wanneer de scheidsrechter of de assistent-scheidsrechter niet zeker is dat een
service correct is, kan hij, bij de eerste keer dat zich tijdens de wedstrijd een der
gelijke situatie voordoet, het spel onderbreken en de serveerder waarschuwen;
maar elke volgende service van de speler of zijn dubbelpartner die niet duidelijk
correct is, zal als incorrect worden beschouwd.
2.6.7 Bij wijze van uitzondering mag de scheidsrechter van een strikte naleving van de
voorgeschreven manier van serveren afzien, als hij er van overtuigd is dat na-
koming van de regels door een lichamelijke handicap wordt verhinderd.
2.7 De terugslag
2.7.1 De bal, na geserveerd of teruggeslagen te zijn, moet zo worden geslagen dat
deze over of om de netcombinatie heen gaat deze al dan niet rakend en het
speelvlak van de tegenstander raakt.
2.8 De speelvolgorde
2.8.1 Bij enkelspelen moet de serveerder de bal eerst in het spel brengen, waarna de
ontvanger de bal moet terugslaan. Daarna moeten de spelers om beurten de bal
retourneren.
2.8.2 In dubbelspelen, met uitzondering van het bepaalde in 2.8.3, moet de serveerder
de bal eerst in het spel brengen, waarna de ontvanger de bal moet retourneren.
Vervolgens zal de partner van de serveerder moeten terugslaan, terwijl daarna
de partner van de ontvanger aan de beurt is om de bal te retourneren. Hierna
zullen de spelers steeds in dezelfde volgorde moeten terugslaan.
2.8.3 Als twee spelers, vanwege een lichamelijke handicap in rolstoelen spelend, sa
men een dubbel vormen, moet de serveerder eerst de bal in het spel brengen,
vervolgens moet de ontvanger de bal terugslaan, maar daarna mag elke speler
van het invalide paar de bal retourneren. Geen enkel deel van de rolstoel van
een speler mag daarbij echter over het denkbeeldige verlengde van de middellijn
van de tafel komen. Als dit wel het geval is, zal de scheidsrechter het punt toe-
kennen aan het andere paar.
Noot: Voor Nederland geldt dat deze regel ook van toepassing is voor een dubbel, bestaande uit
een rolstoelspeler en een staande speler.
2.9 Een let
2.9.1 De rally eindigt met een let indien:
2.9.1.1 – de bal bij de service, bij het passeren over of om de netcombinatie, de net
combinatie raakt, mits de service verder correct is, of de bal door de ontvan-
ger of zijn partner wordt geblokkeerd;
2.9.1.2 – wordt geserveerd als de ontvanger of zijn partner nog niet gereed is, voorop-
gesteld dat noch de ontvanger noch zijn partner een poging onderneemt de
bal te slaan;
2.9.1.3 – een speler door een gebeurtenis, waarop hij geen invloed heeft, er niet in
slaagt te serveren of terug te slaan of op een andere manier een regel over-
treedt;
6
2.9.1.4 – het spel wordt onderbroken door de scheidsrechter of de assistent-scheids-
rechter;
2.9.1.5 – de ontvanger door een lichamelijke handicap in een rolstoel speelt en bij de
service de bal, mits de service verder correct is,:
2.9.1.5.1 – na het raken van de tafelhelft van de ontvanger in de richting van het net
gaat;
2.9.1.5.2 – tot stilstand komt op de tafelhelft van de ontvanger;
2.9.1.5.3 – bij enkelspelen de tafelhelft van de ontvanger verlaat, na deze te hebben
geraakt, via één van de zijlijnen.
2.9.2 Het spel kan worden onderbroken:
2.9.2.1 – voor de correctie van een fout in de volgorde van serveren, ontvangen, of
speelhelft.;
2.9.2.2 – voor het in werking treden van de tijdregel;
2.9.2.3 – voor het waarschuwen of bestraffen van een speler of adviseur;
2.9.2.4 – wanneer zich omstandigheden voordoen, die het resultaat van de rally kunnen
beïnvloeden.
2.10 Een punt
2.10.1 Behalve wanneer de rally met een let eindigt, zal een speler een punt krijgen:
2.10.1.1 – als zijn tegenstander er niet in slaagt op de juiste manier te serveren;
2.10.1.2 – als zijn tegenstander er niet in slaagt om op de juiste manier terug te slaan;
2.10.1.3 – als, nadat hij een service of terugslag heeft gemaakt, de bal iets anders dan
de netcombinatie raakt voordat deze door zijn tegenstander wordt geslagen;
2.10.1.4 – als de bal, nadat de tegenstander deze heeft geslagen, zijn speelvlak of zijn
eindlijn passeert zonder zijn speelvlak te raken;
2.10.1.5 – als de bal, nadat zijn tegenstander deze heeft geslagen, door het net heen
gaat of het net passeert tussen het net en de netpost door of tussen het net
en het speelvlak door;
2.10.1.6 – als zijn tegenstander de bal blokkeert;
2.10.1.7 – als zijn tegenstander de bal opzettelijk tweemaal achter elkaar slaat;
2.10.1.8 – als zijn tegenstander de bal slaat met een zijde van het bat waarvan het op
pervlak niet voldoet aan de vereisten van artikel 2.4.3, 2.4.4 en 2.4.5;
2.10.1.9 – als zijn tegenstander, of iets wat zijn tegenstander draagt of vasthoudt, het
speelvlak doet bewegen;
2.10.1.10 – als zijn tegenstander, of iets wat zijn tegenstander draagt of vasthoudt, de
netcombinatie raakt;
2.10.1.11 – als zijn tegenstander met de vrije hand het speelvlak raakt;
2.10.1.12 – als een tegenstander tijdens het dubbelspel de bal niet in de volgorde slaat,
die is vastgesteld door de eerste serveerder en de eerste ontvanger;
2.10.1.13 – zoals bepaald is bij de tijdregel (artikel 2.15.4)
2.10.1.14 – als beide spelers of paren door een lichamelijke handicap in een rolstoel spe
len en
2.10.1.14.1de tegenstander met de achterkant van zijn dijen geen minimum contact
houdt met de zitting of kussens wanneer de bal wordt geslagen;
2.10.1.14.2de tegenstander voordat hij de bal slaat met een van beide handen de ta
fel raakt;
2.10.1.14.3de voetsteun of voet van de tegenstander de vloer raakt wanneer de bal
in het spel is.
2.10.1.15 – zoals bepaald is bij de volgorde van serveren en retourneren (artikel 2.8.3).
2.11 Een game
2.11.1 Een game wordt gewonnen door de speler of het paar, die/dat het eerst 11 pun
ten scoort, tenzij beide spelers of paren 10 punten hebben gescoord, in welk ge-
val die speler of dat paar winnaar wordt die/dat als eerste 2 punten meer scoort
dan zijn/hun tegenstander(s).
2.12 Een wedstrijd
7
2.12.1 Een wedstrijd bestaat uit de meeste gewonnen games van elk oneven aantal.
2.13 De volgorde van serveren, ontvangen en tafelhelft
2.13.1 Het recht op de keuze om als eerste te serveren of te ontvangen, of de keuze
van tafelhelft, wordt beslist door de “toss” en de winnaar heeft de keuze om als
eerste te serveren of te ontvangen, of aan een bepaalde zijde van de tafel te be
ginnen.
2.13.2 Wanneer een speler of paar de keus heeft gemaakt om als eerste te serveren of
te ontvangen, óf te beginnen aan een bepaalde zijde van de tafel, dient de ande-
re speler of het andere paar de andere keuze te maken.
2.13.3 Na elke 2 gescoorde punten wordt de/het ontvangende speler/paar de/het serve
rende speler/paar en dat gaat zo door tot het einde van de game, tenzij ieder(e)
speler of paar 10 punten gescoord heeft of de tijdregel ingaat, waarbij de volgor-
de van serveren en ontvangen hetzelfde zal zijn, maar waarbij na elk gescoord
punt de service naar de tegenstander zal overgaan.
2.13.4 Bij het dubbelspel dient, in elke game, het paar dat het recht heeft om als eerste
te serveren, te beslissen wie van hen serveert en in de eerste game van een
wedstrijd moet het ontvangende paar beslissen wie van hen het eerst ontvangt;
nadat, in de volgende games van de wedstrijd, de eerste serveerder is gekozen,
zal de eerste ontvanger diegene zijn, die in de voorafgaande game op hem ser-
veerde.
2.13.5 Bij iedere servicewisseling in het dubbelspel wordt de vorige ontvanger de ser
veerder en wordt de partner van de vorige serveerder de ontvanger.
2.13.6 De speler of het paar, die/dat het eerst serveerde in een game, zal in de volgen-
de game als eerste ontvangen en in de laatst mogelijke game van een dubbel-
wedstrijd moet het paar dat in de volgende rally de service ontvangt de volgorde
van ontvangen veranderen, nadat één der paren 5 punten heeft behaald.
2.13.7 De speler of het paar die/dat in een game aan een bepaalde zijde van de tafel
begint, zal in de volgende game aan de andere kant beginnen en in de laatst
mogelijke game van een wedstrijd moeten de spelers of paren van tafelhelft wis-
selen zodra één speler of paar 5 punten heeft gescoord.
2.14 Verkeerde volgorde van serveren, ontvangen en tafelhelft
2.14.1 Als een speler serveert of ontvangt, terwijl het zijn beurt niet is, moet het spel
door de scheidsrechter worden onderbroken zodra de fout wordt geconstateerd
en worden hervat met die speler aan service of als ontvanger die, volgens de
aan het begin van een wedstrijd bepaalde volgorde, aan de beurt zou zijn bij de
stand die is bereikt, en bij het dubbelspel overeenkomstig de volgorde van serve-
ren, zoals die gekozen is door het paar, dat in het begin van de game waarin de
fout is ontdekt het recht van serveren had.
2.14.2 Als de spelers niet van tafelhelft hebben gewisseld toen dat was vereist, moet
het spel door de scheidsrechter worden onderbroken zodra de fout wordt gecon-
stateerd en het spel worden hervat aan die zijde van de tafel waar de spelers op
het moment van de bereikte stand hadden behoren te staan volgens de aan het
begin van de wedstrijd bepaalde volgorde.
2.14.3 Onder alle omstandigheden blijven de punten, gescoord vóór de ontdekking van
een fout, geldig.
2.15 De tijdregel
2.15.1 Behalve zoals beschreven in 2.15.2, treedt de tijdregel in werking nadat in een
game 10 minuten speeltijd zijn verstreken of op ieder ander moment indien beide
spelers of paren dit verzoeken.
2.15.2 De tijdregel zal niet in werking treden wanneer in een game 18 punten zijn ge
scoord.
2.15.3 Indien de bal in het spel is als de tijdslimiet is bereikt, moet het spel door de
scheidsrechter worden onderbroken en worden hervat met de beginslag van de
speler die bij de onderbroken rally serveerde; indien de bal niet in het spel is
8
wanneer de tijdregel in werking treedt, moet het spel worden hervat met de be-
ginslag van de speler die ontving in de onmiddellijk voorafgaande rally.
2.15.4 Daarna serveert iedere speler om de beurt om één punt tot het eind van de
game en als de ontvangende speler of het ontvangende paar 13 terugslagen in
een rally maakt, wint de ontvanger een punt.
2.15.5 Het in werking treden van de tijdregel zal de volgorde van serveren en ont
vangen in een wedstrijd, zoals gedefinieerd in artikel 2.13.6, niet veranderen.
2.15.6 Indien de tijdregel eenmaal is ingegaan, dienen alle volgende games in die
wedstrijd volgens de tijdregel te worden gespeeld.
9
Hoofdstuk 3 REGLEMENTEN VOOR INTERNATIONALE WEDSTRIJDEN
3.1 Strekking van spelregels en reglementen
3.1.1 Soorten wedstrijden
3.1.1.1 Een “internationale wedstrijd” is een wedstrijd waaraan spelers van meer dan
één nationale bond kunnen meedoen.
3.1.1.2 Een “interlandwedstrijd” is een wedstrijd tussen teams die een land vertegen-
woordigen.
3.1.1.3 Een “open toernooi” is een toernooi waaraan spelers van alle bonden kunnen
deelnemen.
3.1.1.4 Een “gesloten toernooi” is een toernooi waaraan alleen met name genoemde
groepen spelers andere dan leeftijdsgroepen kunnen deelnemen.
3.1.1.5 Een “invitatietoernooi” is een toernooi waaraan alleen met name genoemde
bonden of individueel uitgenodigde spelers kunnen deelnemen.
3.1.2 Toepassing
3.1.2.1 Behoudens het gestelde in 3.1.2.2, gelden de spelregels (hoofdstuk 2) voor
Wereld-, Continentale, Olympische en Paralympische titelwedstrijden, open
toernooien en tenzij anders overeengekomen tussen de deelnemende bonden
voor interlandwedstrijden.
3.1.2.2 De Board of Directors heeft het recht de organisator van een open toernooi
experimentele spelregelvarianten toe te staan, welke zijn gespecificeerd door het
Executive Committee.
3.1.2.3 De reglementen voor internationale wedstrijden gelden voor:
3.1.2.3.1 – Wereld-, Olympische en Paralympische titelwedstrijden, tenzij andere regels
door de Board of Directors worden bekrachtigd en vooraf aan de deelnemen-
de bonden bekend gemaakt worden;
3.1.2.3.2 – Continentale titelwedstrijden, tenzij andere regels door de organiserende Con
tinentale Federatie worden bekrachtigd en vooraf aan de deelnemende bon-
den bekend gemaakt worden;
3.1.2.3.3 – Open Internationale Kampioenschappen, tenzij andere regels door het Execu
tive Committee worden bekrachtigd en vooraf aan de deelnemers worden be-
kend gemaakt in overeenstemming met artikel 3.1.2.4;
3.1.2.3.4 – open toernooien, behoudens het gestelde in 3.1.2.4.
3.1.2.4 Wanneer een open toernooi gespeeld wordt met afwijkende regels, dienen aard
en strekking van de afwijkingen op het aanmeldingsformulier gespecificeerd te
worden; met de invulling van het aanmeldingsformulier accepteert de inschrijver
de voorwaarden van het toernooi, inclusief de gewijzigde reglementen.
3.1.2.5 De spelregels en de reglementen worden aanbevolen voor alle internationale
wedstrijden, maar, mits de statuten in acht worden genomen, mogen internatio-
nale geslotenen invitatietoernooien en erkende internationale wedstrijden geor-
ganiseerd door een niet aangesloten lichaam, worden gespeeld met regels, die
opgesteld zijn door het organiserende lichaam.
3.1.2.6 De spelregels en de reglementen voor internationale wedstrijden moeten worden
aangehouden, tenzij van tevoren wijzigingen zijn overeengekomen of in de ge-
publiceerde regels van de betreffende wedstrijden zijn vermeld.
3.1.2.7 Een aantal Spelregels wordt meer in detail uitgelegd en geïnterpreteerd in de
vorm van door de Board of Directors uit te geven Technical of Administrative
Leaflets. Dit geldt ook voor specificaties voor spelbenodigdheden Praktische in-
structies en uitvoerende procedures kunnen worden uitgegeven als Handboeken
of Richtlijnen door het Executive Committee. Deze publicaties kunnen zowel ver-
plichtingen als aanbevelingen bevatten.
3.2 Uitrusting en speelcondities
3.2.1 Goedgekeurde en toegestane spelbenodigdheden
3.2.1.1 A De goedkeuring en het toestaan van spelbenodigdheden geschiedt namens de
Board of Directorsdoor het Equipment Committee; deze goedkeuring kan op elk
10
moment worden ingetrokken door het Executive Committee. Vervolgens kan de
goedkeuring en het toestaan door de Board of Directorsworden ingetrokken.
3.2.1.2 Het aanmeldingsformulier of de prospectus voor een open toernooi moet de
merken en kleuren van tafel, netcombinatie en bal, welke gebruikt gaan worden,
vermelden; de keuze van het materiaal zal voorgeschreven zijn door de bond
van het land waar het toernooi wordt gehouden, geselecteerd uit de merken en
types welke recentelijk door de ITTF zijn goedgekeurd.
3.2.1.3 A De bedekking van een zijde van het frame, welke gebruikt wordt om de bal te
slaan, dient van een merk en type te zijn dat momenteel door de ITTF is goed-
gekeurd en dient zodanig aan het frame bevestigd te worden, dat de namen van
leverancier en merk plus het ITTFlogo en het ITTFnummer (indien van toepas-
sing) duidelijk zichtbaar zijn bij de rand van het slagoppervlak vlak bij het hand-
vat.
3.2.1.4 A Tafelpoten moeten minstens 40cm van de eindlijn zijn bevestigd bij de tafel voor
rolstoelspelers.
Verklaring;
De namen van leverancier en merk zijn soms weergegeven in lettertypes en afmetingen, die moei
lijk zijn te lezen. Om de identificatie van batbedekking voor scheidsrechters te vergemakkelijken
worden ITTFnummers geleidelijk aangebracht op batbedekkingen. Dit ITTFnummer wordt ge
plaatst binnen een rechthoek samen met het logo. Op den duur zal dit zeker de belangrijkste iden
tificatie worden. Hierdoor kunnen batbedekkingen geïdentificeerd worden door toegewezen num-
mers.
Lijsten van alle goedgekeurde en toegestane spelbenodigdheden en materialen worden bijgehou-
den door het “I.T.T.F.Office” en details zijn beschikbaar via de I.T.T.F.-website.
Voor goedgekeurde materialen verwijzen wij u ook naar de NTTB-website: www.nttb.nl.
3.2.2 Speelkleding
3.2.2.1 A Speelkleding bestaat normaal uit een shirt met korte mouwen of zonder mouwen
en korte broek of rok, of een ééndelig sporttenue, sokken en sportschoenen; an-
dere kleding, zoals een gedeelte van of een geheel trainingspak, mag niet wor-
den gedragen behalve met toestemming van de hoofdscheidsrechter.
3.2.2.2 A De hoofdkleur van een shirt, korte broek of rok, met uitzondering van de kraag
en mouwen van een shirt, moet duidelijk verschillen van de kleur van de in ge-
bruik zijnde bal.
3.2.2.3 A Op de achterkant van het shirt mogen belettering of nummers zijn aangebracht
om een speler, zijn Bond en in clubwedstrijden zijn club te herkennen en mogen
reclames worden geplaatst mits in overeenstemming met artikel 3.2.5.10.; als de
achterzijde van een shirt de naam van de speler draagt, moet deze naam net
onder de kraag zijn aangebracht.
3.2.2.4 A Door organisatoren verplichte rugnummers ter herkenning van een speler heb
ben prioriteit boven reclames op het midden van de achterzijde van een shirt;
zulke nummers moeten passen binnen een vak met een totaaloppervlak van
maximaal 600 cm
2
.
3.2.2.5 A Merktekens en garneringen aan de voorof zijkant van de speelkleding en door
de speler gedragen sieraden, mogen niet zo opvallend of reflecterend zijn, dat zij
een tegenstander visueel kunnen hinderen.
3.2.2.6 A Op kleding mogen geen ontwerpen of letters aangebracht zijn welke beledigend
kunnen zijn of de sport in diskrediet brengen.
3.2.2.7 BC Over elke vraag omtrent het toegestaan of acceptabel zijn van speelkleding
wordt beslist door de hoofdscheidsrechter.
3.2.2.8 A Spelers, die aan een teamwedstrijd deelnemen en spelers van eenzelfde bond
die een dubbel vormen, in een Wereld-, Olympischeof Paralympische titelwed-
strijd, dienen uniform gekleed te zijn, met mogelijke uitzondering van sokken,
schoenen en het aantal, het ontwerp en de afmeting en kleur van reclames op
kleding. Spelers van eenzelfde bond die een dubbel vormen in andere Internati-
onale competities mogen verschillende kleding dragen, als de basis kleur maar
11
hetzelfde is en de bond deze procedure heeft goedgekeurd.
3.2.2.9 C Tegenstanders in enkelen dubbelwedstrijden dienen shirts te dragen met vol
doende verschillende kleuren, waardoor zij voor het publiek gemakkelijk te on-
derscheiden zijn.
3.2.2.10 C Indien tegenstanders of teams dezelfde kleding dragen en niet overeen kunnen
komen wie van hen zich zal omkleden, zal dit door de scheidsrechter door de
“toss” worden beslist.
3.2.2.11 Spelers die uitkomen in een Wereld, Olympischeof Paralympische titelwed-
strijd of een Open Internationaal Kampioenschap moeten een shirt en broek of
rok dragen van types, die goedgekeurd zijn door hun nationale bond.
3.2.3 Speelcondities
3.2.3.1 * De speelruimte moet rechthoekig zijn en minstens 14 m lang, 7 m breed en 5 m
hoog, maar de 4 hoeken mogen worden afgedekt door afzettingen met een leng-
te van niet meer dan 1,5 m. Bij wedstrijden voor rolstoelgebruikers kan de speel-
ruimte worden verkleind, maar de lengte mag bij deze wedstrijden niet minder
zijn dan 8 meter en de breedte niet minder dan 6 meter.
3.2.3.2 A De volgende uitrusting en spelbenodigdheden worden beschouwd als onderdeel
van iedere speelruimte:
De tafel inclusief de netcombinatie, scheidsrechterstafels en stoelen, scorebor-
den, handdoekenbakjes, gedrukte tafelnummers, afzettingen, vloerbedekkingen,
borden op de afzettingen, die de namen van spelers of nationale bonden aange-
ven.
3.2.3.3 * De speelruimte moet zijn omgeven door een ongeveer 75 cm hoge afzetting, ge
heel van dezelfde donkere achtergrondkleur, die zorgt voor afscheiding van aan-
grenzende speelruimte(s) en van toeschouwers
3.2.3.4 * Tijdens Wereld-, Olympische en Paralympische titelwedstrijden moet de
lichtsterkte, gemeten op de hoogte van het speelvlak, boven het speelvlak ge-
lijkmatig minstens 1000 lux zijn en minstens 500 lux in de rest van de speelruim-
te; bij andere wedstrijden dient de lichtsterkte boven het speelvlak gelijkmatig
minstens 600 lux zijn en minstens 400 lux in de rest van de speelruimte.
3.2.3.5 A Als er meerdere tafels in gebruik zijn moet de lichtsterkte boven alle tafels gelijk
zijn en de sterkte van de achtergrondverlichting in de speelzaal mag niet meer
bedragen dan het laagste niveau in de speelruimte.
3.2.3.6 * De lichtbron moet zich minstens 5 m boven de grond bevinden.
3.2.3.7 A De achtergrond moet donker zijn, er mogen zich geen heldere lichtbronnen be
vinden en er mag geen daglicht binnendringen door onbedekte ramen of andere
openingen.
3.2.3.8 A De vloer mag niet lichtgekleurd, helder reflecterend of glad zijn en het vloerop-
pervlak mag niet van baksteen, keramiek, beton of steen zijn; maar bij toernooi-
en voor rolstoelers mag de vloer van beton zijn.
3.2.3.8 1.A Tijdens Wereld, Olympischeen Paralympische kampioenschappen moet
de vloer van hout zijn of van een door de ITTF goedgekeurd merk en type
oprolbaar synthetisch materiaal.
3.2.4 Batcontrole
3.2.4.1 AHet is de verantwoordelijkheid van iedere speler om zich ervan te verzekeren,
dat bekledingen op het frame van zijn bat zijn bevestigd met kleefstoffen, die
geen schadelijke vluchtige oplosmiddelen bevatten.
3.2.4.2 Een batcontrolepost dient te worden opgezet bij alle Wereld-, Olympische– en
Paralympische titelwedstrijden, bij een beperkt aantal ITTF World-Tour of Global
Junior toernooien en kan worden opgezet bij continentale en regionale competi-
ties.
3.2.4.2.1 Bij de batcontrolepost zullen bats getest worden volgens het beleid en de
procedure zoals deze is opgesteld door het Executive Committee op aanbe-
velen van het Equipment Committee en het Umpires en Referee Committee,
12
om te verzekeren dat bats voldoen aan alle ITTFregels, inclusief, maar zich
niet beperkend tot, dikte en egaliteit van de bedekking van het bat en aan-
wezigheid van schadelijke vluchtige verbindingen.
3.2.4.2.2 De batcontrole wordt alleen na afloop van een willekeurig gekozen wedstrijd
uitgevoerd als de speler het bat niet heeft aangeboden voor een test voor-
afgaande aan de wedstrijd, maar vanaf de kwartfinales zullen de batcontro-
les tijdens individuele evenementen voorafgaande aan alle wedstrijden
plaatsvinden en tijdens teamwedstrijden voorafgaande aan geselecteerde
individuele wedstrijden.
3.2.4.2.3 Bats die voorafgaande aan de wedstrijd bij de batcontrole niet worden goed
gekeurd, mogen niet worden gebruikt in de hierboven vermelde competities,
maar mogen worden vervangen door een tweede bat dat na de wedstrijd zal
worden getest. Indien een bat na afloop van een willekeurig gekozen wed-
strijd wordt afgekeurd, kan aan de overtredende speler straf worden opge-
legd.
3.2.4.2.4 Alle spelers hebben het recht om op vrijwillige basis en zonder consequen-
ties hun bats ter keuring aan te bieden conform de procedures van betref-
fend evenement
3.2.4.3 Na 4 opgetelde negatieve batcontroles in een periode van vier jaar, op welk on
derdeel van de batcontrole dan ook, mag de speler tijdens het evenement door
spelen, maar vervolgens zal de Executive Committee de speler die in overtreding
is schorsen voor 12 maanden.(met ingang van 1 april 2012)
3.2.4.3.1? De ITTF zal een speler schriftelijk informeren over diens schorsing
3.2.4.3.2? De geschorste speler kan in beroep gaan bij het Hof van Arbitrage voor de Sport
binnen 21 dagen na ontvangst van het bericht van schorsing. Indienen van een
dergelijk beroep schort de opgelegde schorsing niet op.
3.2.4.4 ITTF zal een overzicht bijhouden van alle negatieve batcontroles met ingang van
1 september 2010.
3.2.4.5 BC Bij alle evenementen dient een goed geventileerde ruimte beschikbaar gesteld te
worden voor het plakken van de bedekkingen op frames en nergens anders op
de speellocatie mogen vloeibare kleefstoffen worden gebruikt.
De “speellocatie” bestaat uit dat deel van het gebouw dat gebruikt wordt voor ta-
feltennis, en de gerelateerde activiteiten, voorzieningen en openbare ruimtes.
3.2.5 Reclames
3.2.5.1 Binnen de speelruimte mogen alleen eeclames worden aangebracht op de
normaal hier aanwezige uitrusting en spelbenodigdheden en er mogen geen
speciale aanvullende reclameborden worden geplaatst.
3.2.5.1.1. A In of in de omgeving van de speelruimte mogen geen reclames of andere
aanduidingen worden aangebracht voor tabaksproducten, alcoholische dranken,
schadelijke middelen (drugs) of illegale producten. Reclames en andere aandui-
dingen moeten vrij zijn van negatieve uitingen over ras, nationaliteit, geslacht,
geloofsrichting, lichamelijke of geestelijke handicaps of andere vormen van dis-
criminatie,
3.2.5.2 Tijdens Olympischeen Paralympische spelen moeten reclames op spelbeno-
digdheden, op speelkleding en op scheidsrechterskleding in overeenstemming
zijn met de respectievelijke IOCen IPC-reglementen.
3.2.5.3 A Met uitzondering van LED (light emitting diodes) mogen nergens in de speel-
ruimte op afzettingen fluorescerende, lichtgevende of glimmende kleuren worden
gebruikt en de achtergrondkleur van de afzettingen dient donker te blijven;
3.2.5.3.1 Reclames op de afzettingen mogen tijdens de wedstrijden niet veranderen van
donker naar licht en vice versa.
13
3.2.5.3.2 LEDreclames op de afzettingen mogen niet zo helder zijn dat de spelers tijdens
de wedstrijd worden gehinderd en mogen niet veranderen zo lang de bal in het
spel is.
3.2.5.3.3 LEDreclames mogen alleen worden gebruikt met voorafgaande toestemming
van de ITTF.
3.2.5.4 Letters of symbolen op de binnenkant van de afzetting moeten duidelijk verschil-
lend van kleur zijn in vergelijking met de speelbal, er mogen niet meer dan twee
kleuren worden gebruikt en de letters of symbolen mogen een totaalhoogte van
40 cm niet overschrijden; het wordt aanbevolen dat zij een tint lichter of donker-
der zijn dan de achtergrondkleur (met ingang van 1 juli 2012)
3.2.5.5 Reclames op de speelvloer moeten duidelijk verschillend van kleur zijn in verge
lijking met de speelbal; het wordt aanbevolen dat zij een tint lichter of donkerder
zijn dan de achtergrond. (met ingang van 1 juli 2012)
3.2.5.6 Maximaal 4 reclames zijn toegestaan op de vloer van de speelruimte, 1 aan elke
eindkant en 1 aan elke zijkant van de tafel, elk met een maximaal totaalopper-
vlak van 2.5 m
2
; deze reclames dienen minimaal 1 m en aan de eindkanten te-
vens maximaal 2 m van de afzetting te zijn aangebracht.
3.2.5.7 Het is toegestaan 1 permanente reclame van de naam of logo van de fabrikant
of leverancier en 1 tijdelijke reclame op elke helft van elke zijde van het tafelblad
te plaatsen en 1 aan elke eindkant, elke reclame afzonderlijk mag maximaal 60
cm lang zijn. Tijdelijke reclames moeten duidelijk afgescheiden zijn van de per-
manente reclames; deze reclames mogen geen betrekking hebben op andere
leveranciers van tafeltennisuitrustingen en mag geen reclame, logo, naam van
de tafel of naam van de fabrikant of leverancier op het tafelonderstel staan, be-
halve als de tafel fabrikant of leverancier the titel sponsor van het evenement
is.(met ingang van 1 april 2012)
3.2.5.8 Reclames op het net dienen duidelijk verschillend van kleur te zijn in vergelijking
met de speelbal, moeten minimaal 3 cm verwijderd zijn van de biesband van het
spankoord en mogen de doorzichtigheid van het net niet belemmeren.
3.2.5.9 Reclames op scheidsrechterstafels en ander meubilair in de speelruimte mogen
niet groter zijn dan een totaaloppervlak op elke voorkant van 750 cm
2
.
3.2.5.10 Reclames op de speelkleding mogen slechts bestaan uit:
3.2.5.10.1 – het normale handelsmerk, symbool of naam van de fabrikant binnen een to
taaloppervlak van 24 cm
2
;
3.2.5.10.2 – niet meer dan 6 reclames op de voorzijde, zijkant en mouw van het shirt teza
men, passend binnen een totaaloppervlak van 600 cm
2
en duidelijk van elkaar
gescheiden, met niet meer dan 4 reclames op de voorkant;
3.2.5.10.3 – niet meer dan 2 reclames op de achterzijde van het shirt binnen een totaalop-
pervlak van 400 cm
2
,
3.2.5.10.4 – niet meer dan 2 reclames, alleen op de voorkant en de zijkanten van broek of
rok tezamen, passend binnen een totaal oppervlak van 120 cm2.
3.2.5.11 Reclames op rugnummers van de spelers mogen een totaaloppervlak van 100
cm
2
niet te boven gaan.
3.2.5.12 E Reclames op scheidsrechterskleding mogen een totaaloppervlak van 40 cm
2
niet
te boven gaan.
3.2.5.13 A Op speelkleding en rugnummers mogen geen reclames worden aangebracht
voor tabakswaren, alcoholica of schadelijke middelen (drugs).
3.2.6 Dopingcontrole
3.2.6.1 Alle spelers die deelnemen aan internationale competities, inclusief jeugdcompetities,
kunnen tijdens betreffende competities worden onderworpen aan dopingcontroles door
de ITTF, de nationale bond van de speler en iedere andere anti-doping-organisatie die
verantwoordelijk is voor de controle tijdens de competitie waaraan zij deelnemen.
3.3 Wedstrijdofficials
3.3.1 Hoofdscheidsrechter
14
3.3.1.1 CD Voor iedere serie wedstrijden moet een hoofdscheidsrechter worden aangewe-
zen en zijn identiteit en locatie moeten aan de deelnemers en, indien van toe-
passing, aan de teamaanvoerders bekend worden gemaakt.
3.3.1.2 CDe hoofdscheidsrechter is verantwoordelijk voor:
3.3.1.2.1 CDde leiding bij de loting;
3.3.1.2.2 C – het opstellen van het tafel-tijdschema;
3.3.1.2.3 Chet aanstellen van wedstrijdofficials;
3.3.1.2.4 Cde leiding bij een briefing voor wedstrijdofficials;
3.3.1.2.5 CDhet controleren van de speelgerechtigdheid van spelers;
3.3.1.2.6 Cde beslissing of een wedstrijd bij onvoorziene omstandigheden mag worden
opgeschort;
3.3.1.2.7 Cde beslissing of spelers tijdens een wedstrijd de speelruimte mogen verlaten;
3.3.1.2.8 Cde beslissing of de reglementaire inspeeltijd mag worden verlengd;
3.3.1.2.9 Cde beslissing of spelers tijdens de wedstrijd een trainingspak mogen dragen;
3.3.1.2.10 CDde beslissing bij kwesties betreffende interpretatie van spelregels of regle-
menten, inclusief het toegestaan zijn van kleding, spelbenodigdheden en
speelomstandigheden;
3.3.1.2.11 Cde beslissing of en waar spelers mogen oefenen gedurende een onvoorziene
spelonderbreking;
3.3.1.2.12 CDhet nemen van disciplinaire maatregelen bij wangedrag of andere schendin-
gen van de reglementen.
3.3.1.3 CD Indien, met toestemming van de wedstrijdleiding, enige van de plichten van de
hoofdscheidsrechter worden gedelegeerd aan andere personen, moeten de spe-
ciale verantwoordelijkheden en de locaties van elk van deze personen aan de
deelnemers en, indien van toepassing, aan de teamaanvoerders bekend ge-
maakt worden.
3.3.1.4 C De hoofdscheidsrechter of een bij zijn afwezigheid aangestelde plaatsvervanger
dient gedurende de gehele speeltijd aanwezig te zijn.
3.3.1.5 C Indien hij dat wenselijk acht, kan de hoofdscheidsrechter te allen tijde een wed
strijdofficial vervangen, maar hij mag geen enkele door de vervangen official
binnen zijn bevoegdheid genomen beslissing betreffende een waarneming her-
roepen.
3.3.1.6.C Spelers vallen onder de rechtsbevoegdheid van de hoofdscheidsrechter, vanaf
het moment dat zij de speellocatie binnenkomen tot ze die weer verlaten.
3.3.2 Scheidsrechter, assistentscheidsrechter en slagenteller
3.3.2.1 BCE Voor iedere wedstrijd moeten een scheidsrechter en een assistent-scheidsrech-
ter worden aangesteld.
3.3.2.2 BCE De scheidsrechter dient in het verlengde van het net te zitten of te staan en de
assistent-scheidsrechter dient tegenover hem aan de andere kant van de tafel te
zitten.
3.3.2.3 BCE De scheidsrechter is verantwoordelijk voor:
3.3.2.3.1 BCEhet controleren van de kwaliteit van het spelmateriaal en de speelomstandig-
heden en het melden van elke onvolkomenheid aan de hoofdscheidsrechter;
3.3.2.3.2 BCEhet kiezen van een willekeurige bal zoals bepaald bij 3.4.2.1.1 – 2;
3.3.2.3.3 BCEhet leiden van de loting voor de keuze van serveren, ontvangen en speelhelft;
3.3.2.3.4 BCEhet beslissen of de voorgeschreven manier van serveren mag worden versoe-
peld voor een speler met een lichamelijke handicap;
3.3.2.3.5 BCEhet controleren van de volgorde van serveren, ontvangen en plaats en het
corrigeren van elke fout daarbij;
3.3.2.3.6 BCEhet beslissen bij elke rally omtrent een punt of een let;
3.3.2.3.7 BCEhet afroepen van de stand, in overeenstemming met de omschreven procedu-
re;
3.3.2.3.8 BCEhet beginnen van de tijdregel op het juiste moment;
3.3.2.3.9 BCEhet onderhouden van de voortgang van het spel;
3.3.2.3.10 BCEhet ondernemen van actie in geval van schendingen van de reglementen be
treffende het advies aan spelers of het gedrag van spelers;
15
3.3.2.3.11 BCEhet door de ‘’toss’’ laten beslissen, welke speler, paar of teams van shirt zul
len moeten wisselen, als tegenstanders of teams dezelfde shirts dragen en
niet overeen kunnen komen wie van hen zich zal omkleden;
3.3.2.3.12 BCEhet waarborgen dat uitsluitend geautoriseerde personen in de speelruimte
aanwezig zijn.
3.3.2.4 BE De assistentscheidsrechter moet:
3.3.2.4.1 BE beslissen of de bal tijdens het spel aan zijn kant van de tafel de bovenrand
van het speelvlak raakt;
3.3.2.4.2 BE de scheidsrechter informeren in geval van schending van de reglementen be
treffende advies of wangedrag.
3.3.2.5 BCE Zowel de scheidsrechter als een assistentscheidsrechter mogen:
3.3.2.5.1 BCEbeslissen dat de service van een speler niet correct is;
3.3.2.5.2 BCEbeslissen dat, bij een verder goede service, de bal de netcombinatie raakt bij
het passeren over of om de netcombinatie;
3.3.2.5.3 BCEbeslissen dat een speler de bal blokkeert;
3.3.2.5.4 BCEbeslissen dat de speelomstandigheden dermate zijn gestoord dat het resul-
taat van de rally daardoor beïnvloed kan worden;
3.3.2.5.5 BCEde inspeeltijd voor het begin van een wedstrijd, de speeltijd van de games en
de tijd van de onderbrekingen bijhouden.
3.3.2.6 BCE Zowel de assistentscheidsrechter als een speciaal aangestelde official kunnen
als slagenteller optreden, om de slagen van de ontvangende speler of het ont-
vangende paar te tellen, wanneer de tijdregel is ingegaan.
3.3.2.7 BCE Een beslissing welke door de assistentscheidsrechter of de slagenteller in over
eenstemming met het gestelde in 3.3.2.5 is genomen, kan niet worden herroe-
pen door de scheidsrechter.
3.3.2.8 BCE Spelers vallen onder de rechtsbevoegdheid van de scheidsrechter, vanaf het
moment dat zij de speelruimte betreden tot ze die weer verlaten.
3.3.3 Protesten
3.3.3.1 CD Een overeenkomst tussen spelers in een individuele wedstrijd of tussen aanvoer-
ders in een teamwedstrijd kan geen verandering brengen in de beslissing betref-
fende een waarneming door de verantwoordelijke wedstrijdofficial of in de inter-
pretatie van de spelregels of reglementen door de verantwoordelijke hoofd-
scheidsrechter of in elke andere beslissing toernooiof wedstrijdorganisatie be-
treffende genomen door de verantwoordelijke wedstrijdof toernooileiding.
3.3.3.2 CD Er kan geen beroep worden aangetekend bij de hoofdscheidsrechter tegen een
beslissing betreffende een waarneming door de verantwoordelijke wedstrijdoffi-
cial of bij de wedstrijdleiding tegen de interpretatie van de spelregels of regle-
menten door de hoofdscheidsrechter.
3.3.3.3 CD Bij de hoofdscheidsrechter kan worden geprotesteerd tegen een beslissing van
een wedstrijdofficial betreffende de interpretatie van spelregels of reglementen.
De beslissing van de hoofdscheidsrechter is bindend.
3.3.3.4 Bij de wedstrijdof toernooileiding kan worden geprotesteerd tegen een beslis-
sing door de hoofdscheidsrechter de toernooiof wedstrijdorganisatie betreffend,
die niet wordt gedekt door de spelregels of reglementen. De beslissing van de
wedstrijdleiding is bindend.
3.3.3.5 BCE Bij een individuele wedstrijd kan alleen worden geprotesteerd door een speler
die aan de wedstrijd deelnam waarin het probleem zich voordeed; bij een team-
wedstrijd kan alleen worden geprotesteerd door de aanvoerder van een team dat
deelnam aan de wedstrijd waarin het probleem zich voordeed.
3.3.3.5.1 De naam van de aanvoerder van het team, spelend of nietspelend, zal
voorafgaand aan de wedstrijd aan de scheidsrechter bekend worden ge-
maakt.
3.3.3.6 Een uit de beslissing door de hoofdscheidsrechter voortvloeiende kwestie over
de interpretatie van de spelregels of reglementen of een uit de beslissing door
de toernooiof wedstrijdleiding voortvloeiende kwestie betreffende de wedstrijd-
organisatie kan door de speler of de teamcaptain via zijn eigen bond worden
16
doorgegeven om ter beoordeling aan de ITTF Rules Committee te worden voor-
gelegd.
3.3.3.7 De Rules Committee zal richtlijnen geven voor toekomstige beslissingen en deze
richtlijnen kunnen ook onderwerp gemaakt worden van een protest door een
bond bij de Board of Directors of een General Meeting, maar dit zal geen enkele
reeds door de verantwoordelijke hoofdscheidsrechter of wedstrijdleiding geno-
men beslissing meer kunnen beïnvloeden.
3.4 Wedstrijdleiding
3.4.1 Het aangeven van de stand
3.4.1.1 E De scheidsrechter dient de stand af te roepen dadelijk nadat de bal uit het spel is
na beëindiging van een rally, of zo snel mogelijk daarna.
3.4.1.1.1 E Bij het noemen van de stand dient de scheidsrechter eerst het aantal gescoorde
punten te vermelden van de speler of het paar die/dat in de volgende rally van de
game dient te serveren en daarna het door de tegenstander(s) gescoorde aantal
punten.
3.4.1.1.2 E Aan het begin van de game en voor iedere servicewisseling dient de scheids-
rechter de volgende serveerder met zijn hand aan te wijzen, en kan hij het afroe-
pen van de stand laten volgen door de naam van die serveerder.
3.4.1.1.3 E Aan het eind van de game dient de scheidsrechter de naam van de winnende
speler of het winnende paar te noemen, gevolgd door het door hem/hen ge-
scoorde aantal punten en daarna het door de verliezer(s) gescoorde aantal pun-
ten.
3.4.1.2 E Als aanvulling op het noemen van de stand kan de scheidsrechter handgebaren
gebruiken om zijn beslissingen te verduidelijken.
3.4.1.2.1 E Als een punt gescoord is, kan hij zijn arm het dichtst bij de speler of het paar op
heffen die/dat het punt scoorde, zodanig dat de bovenarm horizontaal is en de
onderarm verticaal met de gesloten hand naar boven.
3.4.1.2.2 E Als om welke reden dan ook de rally een let is, kan hij zijn hand boven zijn hoofd
opheffen om aan te geven dat de rally is geëindigd.
3.4.1.3 E De stand en, tijdens de tijdregel, het aantal slagen moet worden afgeroepen in
het Engels of in iedere andere taal die aanvaardbaar is voor beide spelers of pa-
ren en voor de scheidsrechter.
3.4.1.4 E De stand moet worden getoond op mechanische of elektronische scoreborden
die duidelijk zichtbaar moeten zijn voor de spelers en voor de toeschouwers.
3.4.1.5 E Wanneer een speler formeel wordt gewaarschuwd voor slecht gedrag, dient een
geel waarschuwingsteken op of nabij het scorebord geplaatst te worden naast de
score van betreffende speler.
3.4.2 Uitrusting
3.4.2.1 ESpelers mogen geen ballen uitzoeken in de speelruimte.
3.4.2.1.1 E Overal waar mogelijk moet de spelers de gelegenheid worden geboden om één
of meer ballen te kiezen alvorens naar de speelruimte te komen en de wedstrijd
moet worden gespeeld met de door de spelers gekozen bal.
3.4.2.1.2 E Als er geen bal is uitgezocht voordat de spelers naar de speelruimte komen, of
de spelers het niet eens kunnen worden met welke bal zal worden gespeeld,
moet de wedstrijd worden gespeeld met een bal die willekeurig door de scheids-
rechter is gekozen uit een doos met voor de wedstrijd aangewezen ballen.
3.4.2.1.3 E Als een bal tijdens een wedstrijd is beschadigd, moet deze worden vervangen
door een andere van de vóór de wedstrijd uitgekozen ballen, of, als zo’n bal niet
beschikbaar is, door één, die willekeurig door de scheidsrechter is gekozen uit
een doos met aangewezen ballen.
3.4.2.2 De bedekking van het bat dient te worden gebruikt zoals het is goedgekeurd
door de ITTF, zonderenige fysische, chemische of andersoortige behandeling
die de speleigenschappen, stroefheid, uiterlijk, kleur, structuur, oppervlakte, etc.
verandert of aanpast; in het bijzonder toevoegingen zijn verboden.
17
3.4.2.3 Een bat moet bij de batcontrole voldoen aan alle onderdelen van de test.
3.4.2.4 A Tijdens een afzonderlijke wedstrijd mag een bat niet worden verwisseld tenzij het
zonder opzet dermate is beschadigd dat het niet meer gebruikt kan worden;
wanneer dit gebeurt dient het beschadigde bat meteen vervangen te worden
door een exemplaar dat de speler in de speelruimte heeft meegebracht of dat
hem daar wordt aangereikt.
3.4.2.5 E Tenzij anders is bepaald door de scheidsrechter dienen de spelers hun bat op de
tafel te laten liggen tijdens de pauzes tussen de games en bij time-outs; doch in-
dien het bat aan de hand is vastgebonden moet de scheidsrechter de speler toe-
staan het bat tijdens de pauzes tussen de games en bij timeouts aan de hand
vastgebonden te houden.
3.4.3 Inspelen
3.4.3.1 E Spelers zijn gerechtigd om op de wedstrijdtafel in te spelen en wel tot maximaal
twee minuten onmiddellijk vóór het begin van een wedstrijd maar niet tijdens de
normale pauzes; de genoemde inspeelperiode mag slechts met toestemming
van de hoofdscheidsrechter worden verlengd.
3.4.3.2 E Tijdens een onvoorziene spelonderbreking mag de hoofdscheidsrechter spelers
toestaan op elke tafel te oefenen, inclusief de wedstrijdtafel.
3.4.3.3 E Men moet de spelers voldoende gelegenheid geven alle materialen die ze gaan
gebruiken te controleren en zich ermee vertrouwd te maken, maar dit geeft hen
geen recht op meer dan een paar oefenrally’s alvorens het spel te hervatten na
de vervanging van een kapotte bal of een beschadigd bat.
3.4.4 Pauzes
3.4.4.1 A Het spel moet onafgebroken doorgaan gedurende een individuele wedstrijd,
maar elke speler heeft recht op:
3.4.4.1.1 A – een pauze van maximaal 1 minuut tussen opeenvolgende games van een
individuele wedstrijd;
3.4.4.1.2 A – korte onderbrekingen voor het gebruik van de handdoek na elke 6 punten
vanaf het begin van elke game en bij het wisselen van tafelhelft in de laatst
mogelijke game van een individuele wedstrijd.
3.4.4.2 A Een speler of paar heeft gedurende een individuele wedstrijd het recht één time
out van maximaal 1 minuut aan te vragen.
3.4.4.2.1 A Tijdens een individuele wedstrijd mag het verzoek om een timeout ingediend
worden door de speler of het paar of door de aangewezen coach; tijdens een
teamwedstrijd mag dit door de speler, het paar of de teamaanvoerder.
3.4.4.2.2 A Als een speler of paar en een adviseur of aanvoerder het niet eens zijn of er een
timeout zal worden aangevraagd, dient de eindbeslissing te worden genomen
door de speler of het paar in een individuele wedstrijd en door de aanvoerder in
een teamwedstrijd.
3.4.4.2.3 A Het verzoek om een timeout, dat alleen kan plaatsvinden tussen rally’s in een
game, dient aangegeven te worden door het maken van een Tteken met de
handen.
3.4.4.2.4 A Op het moment, dat de scheidsrechter een geldig verzoek voor een time-out
ontvangt, zal hij het spel onderbreken en een witte kaart omhoog houden met de
hand naar de zijde van de speler of het paar welke het verzoek heeft geuit; de
witte kaart of een ander toepasselijk merkteken, dient vervolgens op de tafelhelft
van die speler of dat paar te worden geplaatst.
3.4.4.2.5 A De witte kaart of het merkteken zal worden verwijderd en het spel hervat, zodra
de speler of het paar, welke het verzoek heeft geuit, klaar is om het spel te her-
vatten of aan het eind van de betreffende minuut, al naar gelang hetgeen als
eerste plaats vindt.
3.4.4.2.6 A Als een geldig verzoek om een timeout gelijktijdig is ingediend door of namens
beide spelers of paren, zal het spel worden voortgezet als beide spelers of paren
klaar zijn of na 1 minuut, al naar gelang hetgeen als eerste plaats vindt; en geen
18
speler of paar zal recht hebben op nog een timeout tijdens die individuele wed-
strijd.
3.4.4.3 A Met inachtneming van een inspeelperiode (3.4.3.1) zullen opeenvolgende
wedstrijden van een teamwedstrijd zonder onderbreking worden gespeeld, be-
halve dat een speler, die in zulke opeenvolgende wedstrijden moet spelen, het
recht heeft om een pauze van maximaal 5 minuten te nemen tussen die wed-
strijden.
3.4.4.4 A De hoofdscheidsrechter mag een spelonderbreking toestaan, die zo kort moge
lijk moet zijn en in geen geval meer dan 10 minuten, als een speler door een on
geluk tijdelijk niet in staat is om te spelen, mits dit oponthoud naar het oordeel
van de hoofdscheidsrechter de tegenstander(s) niet al te veel benadeelt.
3.4.4.5 A Een spelonderbreking mag niet worden toegestaan als het onvermogen om te
spelen reeds bij het begin van de wedstrijd aanwezig was of redelijkerwijs kon
worden verwacht of het gevolg is van normale inspanningen eigen aan het spel;
onvermogen door kramp of uitputting veroorzaakt door de algemene conditie van
de speler of het spelverloop, mag geen reden zijn om oponthoud toe te staan; dit
mag alleen worden toegestaan als er sprake is van onvermogen als gevolg van
een ongeluk, zoals een blessure veroorzaakt door een val.
3.4.4.6 A Als er iemand in de speelruimte bloedt, zal het spel onmiddellijk worden onder-
broken en niet worden hervat alvorens die persoon medische behandeling heeft
ontvangen en alle bloedsporen in de speelruimte zijn verwijderd.
3.4.4.7 E Spelers dienen gedurende een individuele wedstrijd in of bij de speelruimte te
blijven, behalve wanneer zij toestemming hebben van de hoofdscheidsrechter;
gedurende de pauzes tussen de games en bij timeouts, mogen de spelers zich
niet verder dan 3 meter buiten de speelruimte bevinden onder toezicht van de
scheidsrechter.
3.5 Discipline
3.5.1 Advies aan spelers (coaching)
3.5.1.1 A Tijdens een teamwedstrijd mogen spelers van iedereen advies ontvangen die
geautoriseerd is om in de speelruimte aanwezig te zijn.
3.5.1.2 A Tijdens een individueel evenement mag een speler of paar slechts van één per
soon advies ontvangen, die vóór de wedstrijd aan de scheidsrechter als zodanig
bekend is gemaakt; alleen indien de spelers van een dubbel uitkomen voor ver-
schillende nationale bonden, mag iedere speler een adviseur aanwijzen, maar
met betrekking tot artikel 3.5.1 en 3.5.2 zullen deze adviseurs als eenheid wor-
den behandeld. Als een onbevoegd persoon advies geeft moet de scheidsrech-
ter een rode kaart tonen en deze persoon van de speelruimte wegsturen.
3.5.1.3 ASpelers mogen slechts advies ontvangen tijdens de pauzes tussen de games of
tijdens elke andere toegestane onderbreking van het spel, en niet tussen het
einde van de inspeeltijd en het begin van de wedstrijd; indien een bevoegde per-
soon op andere momenten advies geeft, dient de scheidsrechter hem een gele
kaart te tonen en hem te waarschuwen, dat elke volgende overtreding zal leiden
tot zijn wegzenden van de speelruimte.
3.5.1.4 A Indien tijdens dezelfde teamwedstrijd of dezelfde wedstrijd van een individueel
evenement iemand weer onrechtmatig advies geeft, nadat reeds een waarschu-
wing is gegeven, moet de scheidsrechter een rode kaart tonen en de raadgever
van de speelruimte wegsturen, ook al betreft het niet de reeds gewaarschuwde
persoon.
3.5.1.5 A Tijdens een teamwedstrijd mag de weggestuurde raadgever niet worden toege
staan terug te komen, behalve indien deze nog moet spelen; en hij mag niet wor
den vervangen door een andere adviseur tot het einde van de teamwedstrijd; tij
dens een individueel evenement mag de weggestuurde coach niet worden toe
gestaan terug te keren voor het einde van de individuele wedstrijd.
3.5.1.6 A Als de raadgever weigert te vertrekken, of terugkeert voor het einde van de wed
strijd, moet de scheidsrechter de wedstrijd onderbreken en onmiddellijk de
hoofdscheidsrechter inlichten.
19
3.5.1.7 A Deze regels hebben alleen betrekking op advies gedurende het spel en mogen
een speler of aanvoerder niet beletten om protest aan te tekenen noch een over
leg te verhinderen met een tolk of bondsafgevaardigde over de uitleg van een ju
ridische beslissing.
3.5.2 Wangedrag
3.5.2.1 A Spelers en coaches of andere adviseurs dienen zich te onthouden van gedra-
gingen welke de tegenstander oneerlijk kunnen beïnvloeden, beledigend kunnen
zijn voor het publiek of de sport in diskrediet kunnen brengen, zoals het opzette-
lijk beschadigen van materiaal, het beschadigen van de bal of het met het bat
tegen de tafel slaan, overdadig roepen of onbehoorlijke taal, opzettelijk de bal uit
de speelruimte slaan, tegen de tafel of de afzetting trappen en minachting van
wedstrijdofficials.
3.5.2.2 BC Elke keer als een speler of coach of een andere adviseur een ernstige overtre-
ding begaat, dient de scheidsrechter het spel te onderbreken en onmiddellijk het
voorval te melden bij de hoofdscheidsrechter; in geval van minder ernstige over-
tredingen kan hij bij de eerste aanleiding een gele kaart tonen en de overtreder
waarschuwen, dat elke volgende overtreding een straf tot gevolg zal hebben.
3.5.2.3 BC Als, behoudens het gestelde in 3.5.2.2 en 3.5.2.5, een speler die reeds is ge
waarschuwd een tweede overtreding begaat in dezelfde individueleof team-
wedstrijd, moet de scheidsrechter aan de tegenstander van de overtreder 1 punt
toekennen en voor een volgende overtreding 2 punten, waarbij hij telkens tegelij-
kertijd een gele en rode kaart laat zien.
3.5.2.4 BC Indien een speler tegen wie in dezelfde individueleof teamwedstrijd 3 strafpun-
ten zijn toegekend, doorgaat zich te misdragen, zal de scheidsrechter het spel
onderbreken en onmiddellijk de hoofdscheidsrechter inlichten.
3.5.2.5 BC Als een speler van bat wisselt tijdens een individuele wedstrijd, terwijl het niet
beschadigd is, dient de scheidsrechter het spel te onderbreken en dit te melden
bij de hoofdscheidsrechter.
3.5.2.6 BC Een waarschuwing of straf gegeven aan een speler van een dubbel geldt als ge
geven aan beide spelers, maar niet voor de nonovertreder in een volgende indi-
viduele wedstrijd van dezelfde teamwedstrijd. Aan het begin van een dubbelwed-
strijd heeft het paar het hoogste aantal waarschuwingen of strafpunten door de
afzonderlijke spelers geïncasseerd in dezelfde teamwedstrijd.
3.5.2.7 BC Als, behoudens het gestelde in 3.5.2.2, een reeds gewaarschuwde coach of an
dere adviseur een volgende overtreding begaat in dezelfde individueleof team-
wedstrijd, moet de scheidsrechter hem een rode kaart tonen en hem wegsturen
van de speelruimte tot het einde van de teamwedstrijd of, tijdens een individueel
evenement, tot het einde van de individuele wedstrijd.
3.5.2.8 BC De hoofdscheidsrechter heeft de bevoegdheid om een speler te diskwalificeren
voor een wedstrijd, een evenement of een toernooi wegens bijzonder onsportief
of agressief gedrag, al dan niet door de scheidsrechter gerapporteerd; wanneer
hij dit doet moet hij een rode kaart tonen.
3.5.2.9 BC Indien een speler is gediskwalificeerd voor 2 wedstrijden van een teamof indivi
dueel evenement, zal hij automatisch worden gediskwalificeerd voor dat team– of
individueel evenement.
3.5.2.10 BC De hoofdscheidsrechter heeft het recht iedereen te diskwalificeren voor de rest
van het toernooi wanneer betreffend persoon twee keer verwijderd is van de
speelruimte gedurende datzelfde toernooi.
3.5.2.11 BC Indien een speler om welke reden dan ook wordt gediskwalificeerd voor een
evenement of competitie, vervalt elke bijbehorende titel, medaille en punten voor
de ranglijst en wordt eventueel gewonnen prijzengeld verbeurd verklaard.
3.5.2.12 A Gevallen van zeer ernstig wangedrag moeten worden doorgegeven aan de na
tionale bond van de overtreder.
3.5.3 Een goede presentatie
3.5.3.1 A Spelers, coaches en officials moeten een goede presentatie van de sport hoog
20
houden en de integriteit van de sport waarborgen door af te zien van iedere po-
ging om onderdelen van een competitie te beïnvloeden op een manier die in
strijd is met de sportethiek.
3.5.3.1.1 Spelers moeten hun uiterste best doen om een wedstrijd te winnen en
dienen zich niet terug te trekken, behalve in geval van ziekte of blessure.
3.5.3.1.2 Spelers, coaches and officials mogen niet helpen of meedoen aan welke
vorm dan ook van wedden of gokken op zaken die betrekking hebben op
hun eigen wedstrijden of competities.
3.5.3.2 Elke speler, die opzettelijk in gebreke blijft om aan deze principes te voldoen, zal
worden bestraft door een gehele of gedeeltelijke inhouding van prijzengeld in
wedstrijden met geldprijzen en/of door het uitsluiten van deelname aan ITTF
evenementen.
3.5.3.3 In het geval medeplichtigheid is bewezen van enige adviseur of official, wordt
van de betrokken nationale bond verwacht, dat er disciplinaire maatregelen te-
gen deze persoon worden genomen.
3.5.3.4 Een “Disciplinair Panel”, aangewezen door het “Executive Committee”, bestaan-
de uit 4 leden en een voorzitter, zal beslissen of een overtreding is begaan en
indien nodig over toepasselijke sancties; deze Commissie zal beslissingen ne-
men volgens richtlijnen uitgegeven door het “Executive Committee”.
3.5.3.5 Een protest tegen de beslissing van het “Disciplinair Panel” kan binnen 15 dagen
ingediend worden door de gestrafte speler, adviseur of official bij het “ITTF Exe-
cutive Commitee”. Diens beslissing in de zaak zal bindend zijn.